1.6 De vreemde vreemdeling
2157 Woorden, leestijd: 9 minuten
De drie personages
De gids, de schrijver en de amateur-wetenschapper zijn de drie personages die me vertegenwoordigen in dit onderzoek. Ze zijn allen deel van hetzelfde geheel en delen hetzelfde DNA, maar vormen een multiple. Je mag ze beschouwen als delen van een wortelstok, die zijn afgebroken en autonoom, als één, maar toch als een vermeerdering handelen als een dividu in de Zone, terwijl de Zone ook in mij huist. Ik ben mezelf, maar tegelijkertijd geheimzinnig ook niet mezelf, als ik Morton mag geloven. Ik ben een vreemde vreemdeling voor mezelf, met verschillende gedaantes en verre niet-menselijke voorouders.[1] Kortom, een ecologisch wezen.
Alles loopt over in elkaar. Als ik naar je kijk, kijk ik in de spiegel. Als ik adem, adem ik van jou. Als ik jou vervuil, vervuil ik mij. Als ik jou raak, raak ik mij. Als ik oplos, los ik op in jou. Ik kan niet over ecologie schrijven, zonder aan mijzelf te raken want ook ik ben een ecologisch wezen dat ronddoolt in mezelf, net als jij. Elk idee dat ik denk, de kennis die ik had, heeft mijn denken en kijken beïnvloed, en door deze te ontleren laat ik ook beetje bij beetje los van mezelf als mens die ik was, om meer niet-mens te worden. Een vreemde vreemdeling.
Als de blik van betekenis verandert, net als woorden, verandert ook het denkbeeld mee. Als natuur niet meer hetzelfde is als de natuur die ik er vroeger onder definieerde, dan is mijn mensbeeld niet meer te groeperen onder het oude. Dan lost mijn, en de jouwe evenzeer, definitie van mens-zijn en niet-mens-zijn op. Dit is een heel ingrijpende, doch louterende gedachte. Oplossen als individu in een netwerk van zoveel meer.
In het onderzoeksproces hebben ze elk hun eigenheid, maar blijven ze samenwerken en ideeën, bedenkingen of feedback uitwisselen. Zo voerde de gids zijn onderzoek op een intuïtieve, speelse, experimentele maar ongestructureerde manier. De schrijver observeerde, noteerde, reflecteerde en filosofeerde, terwijl de wetenschapper zich over de problemen heen bukte, analyseerde en zich door de dozen informatie en op een gestructureerde empirische manier een weg zocht naar meer kennis.
De drie hanteren allen de camera en de pen, maar schrijven en fotograferen vanuit een ander perspectief. Hierdoor hebben de beelden, en teksten dikwijls een andere functie en inherent verhaal. De wetenschapper maakt de meer wetenschappelijke, analyserende beelden en teksten die verheldering proberen te brengen. De schrijver filosofeert, observeert, en de gids zoekt de sporen, verzamelt en creëert nieuwe werken. De drie personages die ik aanneem hebben diverse redenen om in de zone van dit onderzoeksgebied te stappen. Voor de gids is het onderzoeken, creëren, het twijfelen en navigeren een inherente noodzaak. De wetenschapper wil bijdragen aan de kennisopbouw en voert de noodzakelijke analyses uit, via een empirische methodiek De schrijver tenslotte observeert, beschrijft en zoekt naar inspiratie, maar verzucht ook de academische titel.
Schrijver: U bent wel een professor, maar wel een onwetende.[2]
Conversatie uit: A. Tarkovsky, Stalker, 1979
De schrijver
De schrijver drinkt sloten koffie, vergezeld van wat chocola. Hij is nerveus, al kan je het niet aan hem zien. Hij staart en kijkt naar de wereld, en is het liefst bij zichzelf alleen. Hij houdt er niet van om gestoord te worden als hij in zijn mentale schrijfzone zit. Hij schrijft zowel met woorden als licht, en meestal kan je hem terugvinden in zijn schrijfkamer waar hij zich verschuilt met de deuren op slot, en de gordijnen dicht.
Verzuchtingen van een schrijver van woord en beeld
Ik heb me nu tijdelijk opgesloten in mijn atelier om alle flarden beeld, tekst en losse gedachten aan elkaar te breien. Mijn brein lijkt te werken als een patchwork- en quilting-proces waarbij verschillende ogenschijnlijk losse visuele en tekstuele onderdelen tot een geheel moeten worden herwerkt.
De tijdelijke afsluiting is nodig om te kunnen focussen op het schrijfproces en ik probeer zo veel mogelijk mails te negeren of te omzeilen tot groot ongenoegen van de verzenders die hopeloos zitten te wachten op een snel antwoord. Onderzoek binnen de klinische psychologie heeft aangetoond dat we ons minder lang kunnen concentreren dan een decennium geleden, en dat onze hersenen zich hebben aangepast aan onze hectische manier van leven. Door continu bestookt te worden met allerlei meldingen, reacties en vragen is ons brein fysisch veranderd. Het reageert heel sterk op kleine prikkels die onze aandacht continu weghalen van de belangrijke dingen en maakt ons minder liefdevol en solidair. Daarenboven blijken we, en vooral ik, ontzettend slecht in multitasking, waardoor de efficiëntie daalt.[3]
Terwijl ik de vorige paragraaf tracht in te tikken kwamen er 12 mails binnen, heb ik er 3 verwerkt en 21 hoogdringende berichten vroegen om mijn aandacht. President Trump heeft Iran de oorlog verklaard door een hooggeplaatste generaal te doden, gletsjers op meer dan 2000km van de bosbranden in Australië worden bruin, de politie in Amerika moet auto’s bevrijden onder meters invasieve planten en de politicus heeft zijn eer verloren, en ontvang ik reclame over de belangrijke voordelen van kunstgras. -Echte mannen maaien niet.- Zelf heb ik twee boeken online besteld, thee gezet, koffie gedronken, ben ik 3 maal gaan plassen en ontving ik de 98ste like op mijn foto van een dood bos. Ben ik bang om iets te missen? Oh jazeker. Maar ik ben vast ook niet de enige vandaag, die met deze concentratiestoornissen worstelt. Trouwens, oorlogen blijken nefast voor de CO2 uitstoot. De vorige oorlog in Irak (2003-2009) heeft volgens de berekeningen van Mike Berners-Lee tussen de 250-600 miljoen ton CO2 de lucht in geblazen.[4] Verder stelt hij met enige kennis van zwart cynisme, dat een massavernietiging van de menselijke populatie daarentegen op korte termijn wel gunstige effecten zou kunnen hebben op de klimaatopwarming. Na oorlog brengen alleen bosbranden nog meer CO2 in de lucht. Maar zoals ik al eerder schreef: ik heb geen interesse om te leren sterven door de banaliteit van het antropoceen.[5] Daarvoor ben ik te veel een vader.
De constante stroom van binnenkomende informatie en desinformatie leidt al te dikwijls de aandacht af van het achterliggende verhaal waarmee ik worstel om het digitaal in de computer in te voeren. ‘Alles gebeurt nu’, stelt mediatheoreticus en schrijver Douglas Ruskoff in zijn boek ‘Present Shock’ (2013).[6] Onze hersenen staan hierdoor continu in stressmodus. Ze staan altijd aan en klaar om onmiddellijk te reageren op de kleinste melding, en zijn daardoor verstrikt geraakt in ‘het eeuwige heden’, zoals ook technologiefilosofe Katleen Gabriëls schrijft.[7]Gedachten en ideeën vasthouden is een uitdaging geworden in de 21ste eeuw. We blijven maar achter onze korte termijndoelen aanhollen in een constante modus van crisismanagement en afleidingen zonder echt stil te kunnen. Misschien zijn deze stress veroorzakende impulsen en afleidingen één van de redenen waarom we zo weinig voortgang maken in onze strijd tegen het antropoceen, en er zo weinig sociale cohesie is om het probleem aan te pakken.
Soms verdwijnt de inspiratie simpelweg al bij het openen van het deksel van mijn laptop. De lijn van het schrijven is daarom belangrijk voor me. Ze leidt de gedachten, schrijdt over het papier, waarbij de aarzeling in woordkeuze te lezen is in de lijnvoering. Alsof de hand meedenkt met het hoofd en ze samen lijken te twijfelen, en zich door de twijfel laten leiden in het lijnenspel op papier. De aarzeling leidt tot een mijmerende en aarzelende traagheid. Net zoals ik probeer te tekenen, weet ik bij het schrijven nog niet waar dit spel tussen hand en hoofd me naar toe zal leiden. Ik heb niet die vaste penseel- of pennenstreek van de schilder of schrijver die weet waar hij naar toe moet. De hand kiest, soms zelfs voor het hoofd weet waar de pen naar toe beweegt. Het is misschien deze ongecontroleerdheid die nodig is voor me, voor het vormen van zinnige woorden op papier, en waarbij het binaire toetenbord dat werkt met een 1 en een 0 de overdracht van twijfeling moeilijker maakt, en de afleiding makkelijker.[8]
De oorlog tussen de Verenigde Staten en Iran is er niet gekomen. De bosbranden woeden heviger dan ooit.
De amateur-liefhebber/professor
De professor is de meest gestructureerde van het drietal. Hij probeert afstand te bewaren, en alles vanuit een objectief standpunt te benaderen. Hij hanteert vooral empirische methoden om zich te positioneren. Hij observeert, analyseert, experimenteert en zoekt voortdurend naar oplossingen, ook al zijn er geen voorhanden.
Ik poog niet de rol van de wetenschapper aan te nemen, ik heb immers niet de wetenschappelijke expertise, noch diploma of de pretentie me deze titel toe te eigenen. Het personage fungeert doorheen mijn onderzoek als een rigoureuze amateur-wetenschapper. Een liefhebber voor de wetenschap die zich met veel liefde en engagement in het wetenschappelijke domein begeeft, en zich de empirische methodiek probeert eigen te maken.[9]
Het doet me denken aan een discussie die ik had in 2016, bij de aanvang van mijn onderzoek met een met een vooraanstaande bioloog, wiens naam ik nu niet wens te noemen. Het gesprek handelde over de concept-fase van het ‘mijnKOOL’-project waarbij rodekoolplantjes werden ingezet als mogelijke visuele bio-indicator in een artistiek participatief project. Allereerst was hij verbaasd dat er voor artistiek onderzoek funding was voorzien. Daarnaast vroeg hij zich af, wat het dan zou kunnen betekenen om kunst te creëren, gelieerd aan wetenschappelijke inzichten. Maar het was vooral op zijn laatste opmerking waar ik op dat moment niet gepast op kon reageren. ‘Als we met onze microscopen en opname-apparatuur beelden maken, is dit dan ook kunst?’, vroeg hij.
Toen stond ik even met mijn vol tanden, maar nu met het afsluiten van mijn doctoraat kan ik hier wel op antwoorden vanuit het concept van de amateur/liefhebber dat Tim Ingold uitwerkte in zijn boek ‘Correspondences’.[10] Natuurlijk kan dat, als amateur/liefhebber, net zoals ik kan fungeren in de rol van amateur/liefhebber van de wetenschappen of de filosofie. Laat dit dan vooral ook een uitnodiging zijn om elkaars disciplines te verkennen en te doorkruisen als amateurs en liefhebbers, maar dan wel rigoureus en zelfkritisch.
Laten we proberen niet alleen professioneel om te gaan met ons eigen vakgebied, maar tevens ook de liefde van de liefhebber in onze praktijk integreren.
Laten we elkaar vinden in het midden, het kan zoveel meer opleveren dan het dichttimmeren en exclusief houden van de eigen discipline. Een broedplaats voor deze ontmoetingen tussen de disciplines heb ik kunnen vinden in het X-Lab van de UHasselt, geleid door prof. Jean Manca. Het is een fantastisch team van onderzoekers die vanuit liefde en passie baanbrekend onderzoek verrichten en daarin een mooie openheid tonen voor de kunsten en in deze cross-overs veel potentieel zien.
De gids
De gids leidt het gezelschap rond, al weet hij zelf soms niet waarheen. Uit zichzelf loopt hij naar onbestemd gebied. Hij leest er de tekens en navigeert op gevoel. In deze onbestemde en onbehaaglijke gebieden fungeert hij het best, en gaat naar zichzelf op zoek. Als hij zich niet in de transitiezones bevindt, kan je hem meestal vinden in zijn werkatelier. Hij verkent nieuwe gebieden, en wordt gedreven door zijn nieuwsgierigheid en wil steeds verder trekken.
Heb ik jullie al verteld over de opschuivende lijn
die zich aan de horizon van het kijken bevindt?
Altijd is er het verlangen ze te vinden, en als je er
eenmaal lijkt te zijn, is ze weer opgeschoven.
Zo word je steeds verder afgeleid naar waar
je voor gekomen was, en op ’t punt dat je door
je tijd bent heengelopen, dan heb je nog altijd niet
gevonden wat je dacht te vinden.
Je hebt onderweg wel honderden dingen opgeraapt
waarvan je nog niet weet wat je ermee aan kan
vangen maar het is alles wat er nog rest.
Ik weet het ook lang niet meer. Net als de meesten.
Maar ze trekken het zich al lang niet meer aan.
Waarom zou je er nog aan trekken, als niemand
’t lijkt te willen weten dat we ’t niet meer weten?
Antwoorden willen ze. En richtingen. Duidelijk, scherp
en vooral met een waarachtigheid. Zoiets waar we met
zijn allen in kunnen geloven, een waarachtige houvast
van iets dat nog lijkt op iets van vroeger, toen ’t nog leek
of we dachten iets te weten, maar eigenlijk ook niet wisten,
en vooral goed deden alsof dat deze route
de enige richting leek te zijn.
[1]Morton, T. (2018) Duistere ecologie. Amsterdam: Boom Uitgevers, p. 35.
[2] Tarkovsky, A. (1979) Stalker, Mosfilm.
[3] Gabriëls, K. (2015) Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt. Tielt: Lannoo, p. 42.
[4] Berners-Lee, M. (2020) How bad are bananas. Londen: Profile Books, p. 170.
[5] Scranton, R. (2015) Learning to Die in the Antropocene: Reflections on the End of a Civilisation, San Francisco: City Lights Books.
[6] Rushkoff, D. (2013) Present Shock. When Everything happens Now. Londen: Penguin Books.
[7]Gabriëls, K. (2016) Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt. Tielt: Lannoo, p. 42.
[8]Niet alleen ik hou van de onzekerheid van het handschrift. Ingold, T. (2021) Correspondences. Cambridge: Polity Press.
[9]Kunstenaar Willo Gonissen attenteerde me tijdens een boeiend gesprek over de term ‘liefhebber’ in de zin van amateur.
[10] Ingold, T. (2021) Correspondences. Cambridge: Polity Press.