DEEL 2: ARTISTIEK LUIK


Expo: The Sustainist Gaze
Z33 - 12 juni tot 22 augustus 2021



De tentoonstelling “The Sustainist Gaze” in Z33 die liep van 12 juni tot 22 augustus 2021 vormde het artistieke luik van mijn doctoraat. In deze expo kwamen de meeste projecten en onderzoeksporen die uitgewerkt zijn tijdens mijn artistieke doctoraatsonderzoek samen.

Het was een enorme eer om in de nieuwe vleugel van Z33 mijn werk te mogen exposeren. De ruimtes, van de hand van Francesca Torzo, zijn fantastisch om als kunstenaar mee aan de slag te kunnen gaan. Toch vormen de afwijkende formaten en de labyrint-achtige structuur ook voor enkele uitdagingen in de opbouw van de expo. Daardoor was het noodzakelijk om nieuwe werken te ontwikkelen en te produceren voor “The Sustainist Gaze”.

De scenografie van de tentoonstelling in Z33 werd speciaal ontwikkeld door Thomas Lommée, de grondlegger van het OpenStructures designsysteem, een hardware-matig open-source systeem. Dit betekent dat alle elementen modulair zijn met elkaar, waardoor hergebruik gestimuleerd wordt.




Credits:

Scenografie: OpenStructures/Thomas Lommée

Tekst Catalogus: Kristof Vrancken – Ils Huygens

Met bijdrages in de tentonstel

ling van:

Niek Kosten
Lieven Menschaert
Giacomo Piovan
Jenny Stieglitz

Met dank aan:

X-Lab (UHasselt), Luca School of Arts

Vormgeving tentoonstellings-brochure:
De Ronners

Beelden: copyright Kristof Vrancken



2.1 DWALEN IN EEN NIEMANDSLAND


2040 woorden, leestijd: 10 minuten

In deze eerste reeks van werken, die te zien waren in de tentoonstelling staan de transitieplekken en wastelands centraal als metafoor voor het antropoceen, zoals in de lichtbakken aan de wand (Virol) van de Steeg en de filminstallatie (Mourning). De film is een zoektocht naar het overbrengen van dat gevoel, van het ‘dwalen’ in een onbestemde zone waar de natuur onverschillig zijn eigen gang gaat, naar het verdwalen als een manier om de schoonheid te vinden, midden in een vreemde plek vol tegenstrijdigheden.

2.1.1 Virol

De bezoeker begint zijn bezoek aan de expo The Sustainist Gaze’ met het beeld dat werd gemaakt op 29 oktober 2015 om 11:27:59 in 1/25e deel van een seconde. Het beeld toont verlaten opslagtanks van ruwe olie in een wasteland langs het Albertkanaal op een voormalig industriële site. Het gebied is één van de vele zones die aan bod komen in mijn onderzoek. Het beeld werd gemaakt in het begin van mijn onderzoek en vormt een letterlijke beeldconstructie waarin verschillende beeldlagen tussen studium en punctum samenkomen. Het is een zelfportret, waarbij ik mijn rol als beginnend onderzoeker binnen de kunsten in vraag stel. Wie ben ik, wat is mijn doel en wat is mijn rol binnen dit onderzoeksgebied.

De witte jas is onbedoeld een belangrijke ‘prop’binnen mijn onderzoek geworden. Oorspronkelijk als een gimmick bedoeld, kreeg de jas al snel ook andere betekenissen en werd hij al snel onmisbaar in het onderzoeksproces. Niet alleen beschermde het mijn kleren als ik organische pigmenten verzamelde, of in mijn atelier/labo emulsies maakte, maar het werd een interessant hulpmiddel om ontoegankelijke plekken te betreden. De witte labo-jas draagt nog steeds het stigma van de wetenschappelijke expertise, en door deze te dragen in wastelands, of verboden zones werd mijn aanwezigheid of doel niet in vraag gesteld. Iets waar ik vroeger wel mee werd geconfronteerd als fotograaf. Het gaf me op deze plekken het enorme voordeel van ‘hiding in plain sight’.

Het personage in beeld verzamelt brandnetels van deze vervuilde site als bronmateriaal als onderzoeksmiddel, maar ook als grondstof voor een mogelijk beeld. De drie personages, als vreemde vreemdeling, in de vorm van de gids, de amateur wetenschapper en de schrijver, maar ook de Zone wordt hier verzameld in één beeld dat de expositie opent.




Het geportretteerde gebied ken ik al een tiental jaar als een vervuilde lap grond, met verlaten olietanks en een afgebrande woning vol wisselende betekenissen, verloren herinneringen, computerborden, hout, schoenen, vuilnis, lepels, zilverpapier en spuiten. Door het gebied herhaaldelijk opnieuw te bezoeken en de transformaties ervan fotografisch vast te leggen, heb ik er een persoonlijke connectie mee opgebouwd en vormt het nog steeds een licht toxische bron van inspiratie. Het is misschien een typisch beeld dat in me opkomt als ik denk aan de antropocene zone waarbij de vervuilde site het speelterrein en thuis werd van ontheemde mensen, planten en andere actoren.  De voorheen industriële handelszone transformeerde naar een niet gecontroleerde enclave buiten de functioneel agri-logistieke ruimte.

De site valt staat geklasseerd als een brownfield-site waarvan de bodem gesaneerd moet worden alvorens er een herbestemming kan komen. Over heel de site kan je de meetbuizen in de bodem terugvinden die gebruikt worden om de bodemkwaliteit te meten. De site was tot voor kort niet zichtbaar vanaf de openbare weg, vanwege de bomen die het verhulden. Het gebied was enkel bereikbaar via een dichtbegroeid betonnen pad dat was afgesloten met een omsluitend hekwerk. Maar een goede onwetende gids, vindt altijd zijn weg. Het pad en de site werd volledig omgeven door metershoge groene planten die overal op het terrein groeiden dwars de betonnen ondergrond. Hoewel ik ze in 2015 nog niet kon herkennen vanwege mijn toenmalige selectieve plantblindheid, vormde deze site toen al een habitat voor de invasieve Japanse duizendknoop. Het interessante is, dat ze toch prominent mee op het beeld staat, zonder dat ik het doorhad. Dit werd duidelijk in het scrollen door mijn beeldarchief op een later tijdstip.


Bij een recent bezoek in april 2020, meer precies op de 17e om 9:30:48 een maakte ik een nieuw beeld in de binnenkant van de olietank. In dit beeld werd de beeldconstructie grotendeels enkel bepaald door het kader, belichting, standpunt en timing. Er werd niets in scène gezet, wat eerder vreemd lijkt bij een nauwgezette lezing van het beeld. In de donkere chaotische ruimte gevuld met een penetrante oliegeur tussen de honderden autobanden en afval, lijkt er toch een structuur en orde te vinden in de zorgvuldig geplaatste kopjes, de zeep en tandenborstels. Het speelgoed. Er leidt geen twijfel dat deze troosteloze site, tijdelijk dienst deed/doet als woning voor een familie met kinderen. De site werd al eerder gebruikt al tijdelijk onderdak voor daklozen of drugsverslaafden, maar deze familie probeerde van deze wanhopige plek een tijdelijke thuis te maken. Door de wanhoop op zoek naar hoop. Mijn hart brak, en breekt nog altijd een beetje als ik het ondraaglijke beeld weer zie.

Deze twee duratrans beelden die de introductie vormen van de expo worden tentoongesteld in een lichtbak van donker eikenhout. Ik koos er, samen met de curator van de expo Ils Huygens, voor om met deze lichtbakken te starten om de indrukwekkende ruimte van Z33 tot zijn recht te laten komen. Daarnaast heb ik altijd een sterke voorliefde gehad voor een lichtbak als beeldpresentatie. Door het tegenlicht dat het beeld verlicht ontstaat er een diepte, die je als toeschouwer haast mee het beeld intrekt. Tegelijkertijd ontstaat er een intense verstilling waardoor het beeld ondanks, de inherente stilte, toch in de ruimte lijkt te vibreren door de lichtgolven. Alsof het gevangen stilleven elk moment kan gaan bewegen en de film van de tijd verder afspeelt. Het licht lijkt te zorgen voor een intensivering van de relatie tussen beeld en toeschouwer.
2.1.2 Mourning

De lange gang waarin deze werken te zien zijn, wordt ingezet als een toegangspoort tot de expositie, waarmee de band tussen binnen en buiten wordt doorgeknipt. Het loodst de toeschouwer verder in een versplinterde video-installatie van een besneeuwd, desolaat moeras landschap waar de tijd in een eeuwige loop lijkt te zijn verwikkeld. Er lijkt immers geen begin, eind of plot te zijn, alleen de sneeuw die zacht naar beneden valt als een gebeurtenis die zich heeft losgemaakt van de causaliteit. Het bewegende beeld is een illusie van beweging in de vorm van 25 verstilde beeldjes per seconde die achter elkaar zijn geplaatst, en ons zo laten geloven dat er een werkelijke beweging te zien is. De illusie wordt veroorzaakt door een technologische constructie en de beperkingen van onze zienssnelheid en vormt zo de kern van de magie en fascinatie die bewegende beelden kunnen opwekken.



Het bewegende beeld dat door verschillende projectoren, spiegels, prisma’s, en glasplaten wordt versplinterd in de ruimte tonen hetzelfde moment, maar als een deconstructie in licht en kleur waar de toeschouwer zich doorheen moet bewegen en waar zijn schaduw een onderdeel wordt van het kunstwerk. De toeschouwer versmelt en dwaalt in het werk en staat zo metafoor voor het antropoceen als hyperobject waar we geen volledig overzicht op kunnen krijgen, vanwege het feit dat we er een onlosmakelijk deel van uitmaken. We kunnen ons immers niet buiten het antropoceen plaatsen en er vanop een afstand naar kijken.   

De tweede illusie in het werk wordt gevormd door de sneeuw. Het antropoceen is immers een volkomen zinsbegoocheling waar de dingen vaak niet zijn, wat ze lijken te zijn of zijn wat ze niet horen te zijn. De sneeuw is afkomstig van het industriële Duitse Ruhr-gebied, waar de roetdeeltjes opstijgen uit de hoogovens en door de koude in de atmosfeer kristalliseerden tot een vorm van sneeuw die zich in onze contreien liet neerdalen. Het lijkt sneeuw, voelt als sneeuw, proeft als sneeuw, maar is het niet. De derde illusie is die van het landschap, dat geen natuurlijk moeraslandschap is, maar veroorzaakt door de vele mijnverzakkingen in het mijngebied waar de opname is gemaakt.

Tegelijk verwijst de filminstallatie ook naar het gevoel dat je overvalt wanneer je een stukje natuur verliest waarmee je een sterke emotionele band hebt. De huidige pandemie zorgt ervoor dat mensen deze kleine stukjes in hun buurt gaan herwaarderen. In tijden van isolatie kan de natuur verbinding en troost bieden.


 

2.1.3 KYLASAÄRI


Het eerste hoofdstuk in de tentoonstelling in Z33 werd afgesloten met de fotografische reeks Kylasaäri, die beelden toont van een stadsrand van Helsinki, een typisch voorbeeld van het soort wastelands waar ik me sterk toe aangetrokken voel, een plek in transitie, waar de restanten van de vroegere industriële verbrandingsoven nog rondslingeren in een nieuw, nog pril natuurgebied.




Ik verdraag de stad niet. En zij mij ook niet. Ze trekt me aan, maar spuwt me uit vanwege de bitterheid. Waar moet je heen dan, als mens? Terug naar het reservaat van de natuur lijkt even ondraaglijk. Ook daar mogen ze me immers niet.

Misschien is het daarom dat ik me laat bewegen naar deze tussengebieden tussen cultuur en natuur. Eens door menselijk gedrag ingepalmd, en daarna weer verlaten en achtergelaten. Op deze plekken zijn we beiden niet in het voordeel. De natuur is er even ontheemd als ik. Een vluchtelingenkamp voor ons beiden, op de grens van ons beiden. Ergens is het namelijk fout gegaan.

Ze lijken soms troosteloos, haast apocalyptisch. De teloorgang van een teruggetrokken economische grootmacht, het verlies van beschaving aan een braakland. Het zou het beeld kunnen zijn van het prille post-humane landschap na ons. De tijdsfase waarin we nog niet zijn bedolven onder eeuwen stof, en onze sporen nog niet zijn gereduceerd tot een geologische periode in de bodem. Het lijkt het moment net na onze eigenste afwezigheid waarvan we een eenzame getuige kunnen zijn.

Hier groeien enkel verloren zielen, op zoek naar een nieuw begin. Het is in deze vluchtelingenkampen voor ons beiden dat ik weer troost kan vinden. Het is op deze hopeloze hopen braakzand dat we op zoek kunnen gaan naar een nieuw verbond. Als ik mezelf bij beetjes als mensheid ben verloren, ben ik meer niet-mens. Net als jij en jullie. Als we beiden verloren hebben, kunnen we dan praten? Wat heb jij nodig? En jij? Wil je hebben wat ik geef?

De aangeplante gedomesticeerde planten, die zijn achtergelaten zoeken nog aarzelend naar hun wilde vorm. Invasieve soorten vinden er voorlopig een nieuwe plek en pioniersplanten zoeken aarzelend naar groei in een krimpend economisch klimaat.

Het is mijn lichaam dat me hier naar toe leidt. Een landschap, langs een bevroren meer in de uiterste randen van Helsinki. Op een veilige afstand van de stad, en op een veilige afstand van de echte ingekleurde natuur. En ook van mezelf misschien. Het is de tweede dag van een congres waar ik mijn prille onderzoek mag voorstellen. Ik ontloop de eerste sessie. Daarna ook de tweede, en de derde. Het is mijn lichaam dat me verder leidt. Het wilde verder, daarna nog verder. Weg.

Het is mijn eerste keer in Helsinki en voel de mistige, koude ochtend zich stevig in mijn neusgaten wringen als de bus mij afzet aan een bushalte te vroeg. Ik loop de verkeerde kant op, volg de mist en laat me leiden. Ik verlaat de rechte straten, volg het grindpad en blijf staan aan het water dat nauwelijks beweegt. De bovenste laag watermoleculen zijn bevroren, mijn lucht is een wolk. Ik adem mist.

Ik volg de bevroren waterlijn en dwaal steeds meer af van het door mensen bevolkte gebied. Er heerst nog een stevig verzet onder de laatste resten sneeuw tegen het onvermijdelijke smelten. In mijn lichaam heerst een stevig verzet tegen het teruggaan. Ik stap verder weg in ons beiden.

Ik herken onze menselijke tekens, de groeven in het landschap en het wak. Ik zie het wrak. De resten van een auto volledig naakt gespreid over het nog net bevroren gras. Ik zie de bakstenen van een oude baksteenfabriek die er ooit was. Er liggen dobbelstenen op hoge ogen te wachten. Het is feest, want er zijn vlagjes. Een mens vergat zijn handschoen. De verstoorde bodem accepteert me. Hij vervuilt me, zoals ik hem vervuil met het vuil dat er verderop verbrandt wordt.

Waarom eindig ik hier? Waarom brengt mijn lijf me hier naar toe. Telkens opnieuw drijft het naar de rand van ons beiden, daar waar het grijs wordt.

Verblindt door kleuren is niet hetzelfde als kleurenblind.