Ik, wij
zijn het Antropoceen. Het zit in ons denken en stroomt door onze aderen als
kleine plastic- en metaaldeeltjes. We dromen en ademen het, inhaleren gretig de
roetdeeltjes van onze verbrandingsmachines en likken gulzig de pesticides van
onze glimmende appel.
Het water in mij is verzuurd, aangetast. Het zit in mij.
In mijn zoontje, in al mijn en jouw geliefden. Het gaat er niet meer uit. Het
is overal. Het is van ons. Het is ons. En tegen ons.
Kan je je
nog verzetten tegen jezelf? Tegen ons? Kunnen we pleiten voor ons eigen einde
en hoe breng je dit pleidooi in beeld?